8.1 Wâldhúske Zwaagwesteinde gebouwd in ongeveer 1800

Wâldhúske De Westerein

Hoe vaak gaat bij jullie thuis de bel van de voordeur? Vast niet zo vaak. Misschien komt er slechts een paar keer per week iemand aan de deur. Vroeger was dat anders. Elke dag was er volk aan de deur. De bakker, de slager, de kruidenier en de melkboer; iedereen belde aan. De leedaanzegger kwam vertellen dat er iemand overleden was, er kwam iemand langs om scharen te slijpen en er waren venters met allerlei spulletjes, zoals knijpers, garen en borstels. Zwaagwesteinde stond bekend om deze handel, en was daarom het ventersdorp van Friesland. De venters waren vaak een hele week onderweg. Ze verkochten hun spullen niet alleen maar in hun eigen omgeving.

 

 

 (tekening Ids Wiersma)

 

Van de "heidtsjers" werd gezegd dat je voor hen op moest passen. Niet alleen was het ventersvolk, maar ook een volk van vechtersbazen, bedelaars en sjacheraars. Kortom, een bevolking met andere omgangsnormen dan de kleifriezen.

 

De "heidtsjers" zwierven door heel het noorden van het land met wat zwavelstokken en almanakken op zak of een partijtje schrobbers op de rug, doch die dienden voornamelijk als mantel om minder fraaie praktijken te dekken. (blz. 24 Zwaagwesteinde, het ventersdorp op de Friese heide, K. Sikkema sr en K. Sikkema jr)

 

 

Tekening van Joh. Mulders uit het boek van de Sikkema's

 

J.J. Spahr van der Hoek heeft uitgezocht of dit beeld klopt met de cijfers. In zijn boek “De heidedorpen in de Noordelijke Wouden” geeft hij het aantal veroordelingen weer tussen 1700 en 1810 per 100 personen per dorp. Laten we eens kijken in welke twintig dorpen de meeste misdaden werden gepleegd:  

 

 

plaats

aantal per 100

 

plaats

aantal per 100

1

Kollumerzwaag

42,8

11

Dantumawoude

6,3

2

Veenwouden

23,7

12

Drogeham

6.2

3

Zwaagwesteinde

20

13

Westergeest

6.0

4

De Valom

15,5

14

Augustinusga

5.9

5

Surhuisterveen

12,9

15

Surhuizum

5.4

6

Driezum

10

16

Wouterswoude

4.6

7

Murmerwoude

8,2

17

Akkerwoude

4.4

8

Buitenpost

7,9

18

Oudwoude

2.6

9

Twijzel

7,4

19

Harkema

2.5

10

Kollum

6.8

20

De Kooten

2.0

 

Zwaagwesteinde staat niet bovenaan in deze top twintig. Wel kun je zien dat er in de armste heidedorpen meer misdaden werden gepleegd. 

 

In 1896 bezocht Piter Jelles Troelstra de heide rond Zwaagwesteinde. Hij schrijft daarover in zijn boek “Van leed en strijd”: 

 

„Voor ruim dertig jaren,- zo vertelde mij iemand, die 55 jaar op deze plaats heeft gewoond, stond er slechts een enkel huisje op de heide. Daar de grond in deze streek slecht is en er slechts enkele boeren wonen, levert hij zeer weinig arbeid op. Zodoende heeft de vermeerderende bevolking zich naar de heide teruggetrokken, waar men voor ƒ 2.- à ƒ 2.50 in het jaar een stukje grond huurt en met behulp van vrienden en buren zich zijn woning bouwt. Zo zagen wij, een nieuwe hut staan, die de bewoner ƒ 4,25 aan hout en ƒ 2.- aan dekking heeft gekost. Van de een had hij een paar palen, van de ander spijkers en andere materialen cadeau gekregen en zo had hij zijn nieuwe woning kunnen bouwen, waar hij nu met zijn - niet „wettige" - huisvrouw is binnengetrokken. De noodzakelijkheid van een burgerlijk huwelijk wordt door de meerderheid van deze bevolking niet ingezien; in „vrije liefde" leven de meesten, zonder dat daaronder de huwelijkstrouw schijnt te lijden. Over hun levensstandaard kan men enigszins oordelen, als men weet, dat onlangs een hut met „inboedel" voor 80 cent is verkocht! De bezigheden der bevolking bestaan slechts voor een zeer klein deel uit productieve arbeid. Zij, die zich voor boerenwerk laten gebruiken, verdienen zeer minieme lonen: van ƒ 2.50 per week bijvoorbeeld. De grote meerderheid bestaat uit kleine kooplieden en kramers, die óf in de buurt venten en dan zaterdags en zondags thuis zijn, óf weken van huis blijven, wanneer zij hun bedrijf uitoefenen tot in Holland, b.v. in Alkmaar, Almelo enz. Zij verkopen niet alleen kaas, maar ook houtwaren, muizenvallen (vaak in Dokkum gemaakt) en galanteriewaren, die zij bij een grossier in het dorp inkopen. Natuurlijk trachten ze verbazende woekerwinsten te behalen, wat hun evenwel, vooral in de winter, zeer slecht gelukt. Hun verdiensten worden gaandeweg minder door het toenemend gemis aan koopkracht bij hun klanten. Wat er te kort komt moet door bedelen worden aangevuld en de boze wereld in Friesland weet te vertellen, dat de „Westereinders", zoals men dit zwervend kramersvolk noemt, de heiligheid van de eigendom in de praktijk slecht erkennen. Zij slapen in slaapsteden of bij de boer in de schuur of soms onder de kar."

 

Hieronder lees je een stukje van R.H. Herwig uit het blad “Eigen Haard 1907”. Hij beschrijft hoe de kooplieden van Zwaagwesteinde met een hondenkar door heel Nederland trokken:  

 

Kooplieden
In Zwaagwesteinde zijn erg veel kooplieden. Deze mensen doen niet anders dan reizen en trekken en niet in de buurt, o neen, deze zomer waren we er getuige van, dat iemand voorzien van een paar korven, in de trein plaats nam en in Utrecht uitstapte; daar in de omstreken zou hij trachten zijn waren aan de man te brengen. Een vertelde ons, dat hij in de omstreken van Antwerpen reeds met zijn waar gevent had. Meestal gaan ze zo ver niet. De meesten rijden 's maandagsmorgens met een hondenkar, waarop de korven geplaatst zijn, naar het één of andere dorp in de provincie Groningen of Drenthe. De kar wordt hier en daar onder dak gezet en met de beide korven aan een juk gaan ze bij de huizen langs. Sommigen venten met kaas; de meesten echter met artikelen van huishoudelijke aard: houten nappen en potlepels, muizenvallen of brillen, scheermessen, zeep, inkt haarkammen en meer van dergelijke artikelen. 't Schijnt haast ongelooflijk, hoe die mensen met zo'n paar korven vol een weekgeld kunnen verdienen en toch is het zo, want in de regel keren ze vrijdagsavonds weer naar hun woonplaatsen terug, zodat ze de laatste en eerste werkdag der week haast altijd thuis zijn en die dagen dus niets verdienen.

 

In 1866 werd de spoorlijn naar Groningen aangelegd en werden steeds meer wegen met puin verhard (bestraten en asfalteren gebeurde pas in de 20e eeuw). Het reizen met de hondenkar, met de trein of met de fiets werd steeds gemakkelijker en daardoor breidden de kooplieden hun handelsgebied steeds verder uit.  

 

In 1909 was Klaas Baarsma uit Zwaagwesteinde de eerste Zwaagwesteinder die zijn handel met een auto vervoerde. Dat was weer veel gemakkelijker dan de hondenkar!  

 

 

Uit het Friesch Dagblad van 1 augustus 2003: 

Het Wâldhúske met de kastanjeboom Een krot, meer was het niet: het wâldhúske aan de Koopmansweg in Zwaagwesteinde, nummer 31. Op dinsdag 20 januari 1976 haalde een foto van het huisje de krant: het was aangekocht door de Oudheidkamer Dantumadeel, in de persoon van voorzitter G. van der Bij. Het huisje is voor Zwaagwesteinde van grote waarde: het is het oudste huisje van het dorp. Het stamt in ieder geval van voor 1810. Tot vlak voor het nemen van de foto was het huisje nog bewoond. De 86-jarige R. Boorsma had het net verlaten.  

De aankoop door de Oudheidkamer is een teken dat er in de jaren ’70 steeds meer waarde werd gehecht aan historische woningen. In de tijd van de wederopbouw tot in de jaren ’60 werden dergelijke woningen op grote schaal gesloopt, om de zogenoemde verkrotting tegen te gaan. Op die manier zijn honderden van dergelijke wâldhúskes - het is niet meer dan een kamer met bedstee - tegen de vlakte gegaan. In Houtigehage staat aan de Skoallewyk een soortgelijke woning, die helemaal is opgeknapt. 

Het huisje in Zwaagwesteinde staat er niet meer. Het stortte in; de opknapplannen sneuvelden door geldgebrek. De restanten zijn in opslag bij Dorpsherstel Dantumadeel, en het is de bedoeling dat het huis opnieuw wordt opgebouwd.

Het meest bijzondere aan het huisje was nog de kastanje die er naast stond, vertelt buurman Westra. In de stam van de boom zat een wel, waar het water in bleef staan. ,,De kippen konden op die manier zo uit de boom drinken’’, aldus Westra.  

Het oudste wâldhúske van Zwaagwesteinde werd bewoond tot 1976.

 

 

Momenteel wordt dit oude huisje in het sûkereimuseum weer opgebouwd. Je kunt er straks weer knijpers, garen en borstels kopen. Producten die op de heide gemaakt werden, worden er uitgestald. En als je goed ruikt, snuif je weer even de geur van toen op.

 

Tekst en foto's Dirk Corporaal 2007

 

We hebben 4 gasten en geen leden online

fluitenterpentijd.jpg
fluitenterpentijd.jpg