Thorbecke kreeg koning op de knieën

Door Sandra van Lingen

De Nederlandse grondwet bestaat dit jaar 150 jaar. In 1848 kreeg de liberale staatsman Johan Rudolf Thorbecke koning Willem II zover dat hij tekende en daarmee akkoord ging met de instelling van een parlementaire democratie. Van harte ging dat allemaal niet, want Willem had er grote moeite mee macht te moeten afstaan. Wat staat er nu eigenlijk in onze grondwet, en waarom is dat blijkbaar belangrijk genoeg om te vieren dat zij 150 jaar bestaat?

Thorbecke

Willem III, de laatste koning van Nederland, stond bekend om zijn opvliegende karakter. Als één van zijn ministers iets deed dat hem niet aanstond 'balde ' hij met zo'n minister. Hij pakte zijn slachtoffer vast, tilde hem van zijn voeten en gooide hem door de lucht. Het is begrijpelijk dat de meeste ministers bang waren voor Willem III. Maar niet alle ministers lieten zich door Willem III in een hoek duwen. Zo was Thorbecke bij zijn bezoeken aan de koning op alles voorbereid. Toen hij eens een wetsontwerp wilde laten ondertekenen en Willem III in woede zijn pen door midden brak, waardoor hij niet meer kon tekenen, reageerde Thorbecke met de woorden: 'Daar had ik al op gerekend.' En hij haalde een reservepen uit zijn jaszak. Thorbecke en Willem III hebben beiden een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de parlementaire democratie in Nederland.

Sinds 1814

De grondwet is het belangrijkste staatsdocument van Nederland. In de grondwet worden de regels van de staatsinrichting vastgelegd (welke taken heeft de overheid en hoe is de verhouding tussen de verschillende overheidsinstellingen?). Ook staan in de grondwet de grondrechten (de rechten die ieder mens heeft en die hem niet mogen worden afgenomen). De Nederlandse grondwet dateert van 1814. In de loop van de geschiedenis is zij enkele malen gewijzigd. Een belangrijke grondwetswijziging vond plaats in 1848, onder leiding van Thorbecke. Bij deze grondwetsherziening werd de basis gelegd voor het staatsbestel zoals wij dat tot op de dag van vandaag in Nederland kennen: een constitutionele monarchie met een parlementair stelsel. Anders gezegd; Nederland is een land, waar de grondwet de koning aanwijst, en waar de feitelijke macht bij de volksvertegenwoordiging ligt.

Willem I: Verlicht despoot

De grondwet van 1814 wordt wel gezien als de eerste echte grondwet van Nederland. Deze grondwet, gemaakt nadat Nederland onafhankelijk van Frankrijk was geworden, plaatste de koning in het centrum van de macht. Deze koning Willem I werd soeverein vorst. Naast hem kwam een volksvertegenwoordiging. Maar om meer dan één reden kun je niet van echte democratie spreken. Zo vertegenwoordigde de volksvertegenwoordiging wel het hele Nederlandse volk, maar er was slechts een heel kleine groep mensen (de notabelen) die in de volksvertegenwoordiging gekozen kon worden. Van echte volksinvloed is dan geen sprake. Verder was de feitelijke macht van de volksvertegenwoordiging ook heel beperkt. De grondwet droeg het bestuur van Nederland aan de vorst op. Bij deze bestuurstaak liet Willem I zich bijstaan door ministers, die hijzelf benoemde. Ook wat betreft de uitgaven hoefde de vorst weinig rekening te houden met de volksvertegenwoordiging. Toestemming voor de normale, lopende uitgaven waren voor eens en altijd gegeven. Alleen voor bijzondere, onzekere uitgaven, moest Willem I toestemming aan de volksvertegenwoordiging vragen. En in het geval dat de volksvertegenwoordiging deze uitgaven niet zou toestaan, kon Willem I ze altijd nog uit andere middelen financieren; hij kon beschikken over de baten uit de koloniën. Het is onder deze omstandigheden niet verwonderlijk, dat Willem I (een energiek persoon) de zaken in Nederland min of meer op zijn eigen houtje regelde. Hij wordt vaak omschreven als 'een verlicht despoot ', die de economische ontwikkeling van Nederland stimuleerde, en het liefst regeerde bij Koninklijk Besluit.

Het jaar 1848

Koning Willem II

In 1848 trok de revolutie een spoor door Europa. In Parijs brak de revolutie uit, Frankrijk werd een republiek. In het oosten en midden van Europa staken boerenopstanden de kop op. In Berlijn deden de liberalen een greep naar de macht. Her en der in Europa vonden politieke en sociale spanningen een uitweg in oproer. Deze oproeren leidden niet allemaal tot politieke omwentelingen, maar er heerste wel een sfeer van spanning en revolutionaire dreiging. Ook in Nederland, waar Willem II de troon van zijn vader had overgenomen, was deze spanning voelbaar. Willem II was bang dat de bevolking tegen hem in opstand zou komen. Gezien de gebeurtenissen in de omringende landen, was dat een reëel gevaar. Willem II, die tot op dat moment altijd als een overtuigde conservatief had geregeerd, werd - in zijn eigen woorden - 'in 24 uur van conservatief liberaal '. Tot verrassing van de volksvertegenwoordiging stelde hij voor de grondwet ingrijpend te wijzigen. Met dit voorstel wilde hij radicale hervormers de pas afsnijden. Maar Willem II slaagde niet in zijn opzet. Zijn ministers, die nog conservatiever waren dan hijzelf, voelden zich opzij gezet en traden af. Het liberale blad De Burger schreef dat 'ALLE de ministers zonder onderscheid hun ontslag hebben ontvangen ' en dat 'de Koning aan ALLE de billijke verlangens der Natie zal toegeven '. Er moet een euforische stemming geheerst hebben bij de redactie van De Burger, want in het blad werd de volgende conclusie getrokken: 'Het laaghartig en heilloos stelsel van BEHOUD is den bodem ingeslagen; het ligt ter neder, om niet weder op te staan '.

Willem in paniek

Het waren spannende tijden, waarin de liberale hervormers dachten dat zij hun ideeën snel zouden kunnen realiseren, en waarin de koning dacht dat zijn rol uitgespeeld zou zijn. De angst van de koning werd aangewakkerd door het optreden van een groep mensen rond de radicale journalist Van Bevervoorde van het blad De Burger. Deze Van Bevervoorde organiseerde op 15 maart 1848 een manifestatie in Den Haag, waarbij groepen mensen met fakkels, langs de huizen van vooraanstaande liberalen trokken, om hen aan te zetten tot daadkrachtig optreden. Ook het paleis van de koning werd met een bezoek vereerd. Het volk riep de koning op nu eens haast te maken met de hervormingen. Van Bevervoorde wist de koning ervan te overtuigen, dat zijn positie alleen nog te redden was, als Willem II onmiddellijk hervormingen door zou voeren. Willem II, die door de gespannen situatie wel in paniek geraakt zal zijn, stelde zijn belangen veilig. Hij profileerde zich als 'volkskoning '. Hij deelde mee, dat hij de eisen van het volk zou inwilligen, en een democratischer bestuur zou ontwikkelen. Op 17 maart 1848 benoemde Willem II een grondwetscommissie, die het Nederlandse staatsbestel moest hervormen. Thorbecke werd de voorzitter van deze commissie.

Stijf Hollands heertje

Thorbecke was de leider van de Nederlandse liberalen. Hij had, als lid van de volksvertegenwoordiging, al eerder aangedrongen op hervormingen. Thorbecke was geen revolutionair. Integendeel, hij wordt omschreven als 'een stijf Hollands heertje '. Toch is het deze Thorbecke, die erin slaagde binnen enkele maanden een grondwet te ontwerpen, die revolutionaire gevolgen had. Kern van de nieuwe grondwet is dat de ministers voortaan verantwoording voor hun beleid schuldig zijn aan de volksvertegenwoordiging. Hierdoor werd een einde gemaakt aan de macht en de feitelijke alleenheerschappij van de koning. De koning behoudt het recht de ministers te benoemen en te ontslaan, maar de ministers zijn niet langer ondergeschikt aan de koning. Om de positie van de koning heel duidelijk te maken, werd in de nieuwe grondwet opgenomen, dat de koning onschendbaar is, en dat de ministers verantwoordelijk zijn. De koning mag dus wel blijven meeregeren, maar hij wordt beschermd én in de hand gehouden door zijn ministers. Deze ministers moeten in de volksvertegenwoordiging het handelen van de koning verklaren; zij worden erop aangesproken. Tegelijkertijd werden de rechten van de volksvertegenwoordiging uitgebreid. Zo kreeg de Tweede Kamer het recht van amendement (het recht veranderingen in wetsvoorstellen aan te brengen) en werd het budgetrecht (het recht de begroting vast te stellen) versterkt. Al deze veranderingen leidden ertoe dat vanaf 1848 de volksvertegenwoordiging in het centrum van de macht staat. In de nieuwe grondwet werd ook opgenomen, dat de burgers vrijheid van godsdienst, meningsuiting, vereniging en vergadering hadden. Deze vrijheden mogen de burgers nooit worden afgenomen; ook niet door de staat. Al met al verstevigde de nieuwe grondwet de positie van de burgers behoorlijk. Wat dat betreft werd Nederland een stuk democratischer. Maar nog steeds was slechts een kleine minderheid van de bevolking in de volksvertegenwoordiging vertegenwoordigd.

Reeks conflicten

In 1848 werden de rechten van het volk in de nieuwe grondwet opgenomen, maar dat wil niet zeggen, dat de bevolking erop kon vertrouwen, dat zij deze rechten altijd zou kunnen uitoefenen. Zo liet Willem II in de ministerraad weten dat 'men voor den drang van Õt oogenblik moest zwichten, om daarop later weer terug te komen '. Voordat hij dat ook werkelijk kon doen, werd hij door een hartaanval getroffen. Willem II werd opgevolgd door zijn zoon Willem III die verklaarde, dat hij geen koning wilde zijn onder de nieuwe grondwet. Toen puntje bij paaltje kwam, koos hij eieren voor zijn geld en werd koning onder de liberale grondwet. Maar van harte ging het niet. Tussen 1866 en 1868 speelde er een reeks conflicten tussen de Tweede Kamer, onder leiding van Thorbecke, en de koning. De volksvertegenwoordiging wilde van een minister af. Maar omdat de volksvertegenwoordiging een minister niet kan ontslaan, moest zij een andere manier vinden om de minister te dwingen op te stappen. Zij stemde daarom de begroting af. Dit betekende, dat de minister geen geld had om zijn beleid uit te voeren, en daarom wel weg moest. De koning meende echter, dat hij degene was, die bepaalde of een minister ontslagen zou worden of niet. Formeel had de koning gelijk. Maar omdat de volksvertegenwoordiging over het geld ging, ontstond er een impasse. De koning bedacht daarop dat de grondwet hem de mogelijkheid gaf de Tweede Kamer te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Hij hoopte dat er na de verkiezingen andere volksvertegenwoordigers zouden komen, die wèl het beleid van zijn minister zouden steunen. Daarin werd Willem III ernstig teleurgesteld. De nieuwe Kamer leek als twee druppels water op de oude Kamer. Maar het zou nog erger worden.

Baantje

Al gauw kwam er een nieuw conflict tussen de Kamer en een minister. En weer ontbond de koning de Tweede Kamer. Willem III mengde zich deze keer zelfs in de verkiezingsstrijd. Hij riep de stemmers op, alleen zijn kandidaten te steunen. Het mocht niet baten. Weer kwamen praktisch dezelfde personen in de Kamer terug. Toen vroeg Thorbecke in een interpellatie de ministers welke gewichtige redenen er waren, om twee maal achter elkaar verkiezingen uit te schrijven. De ministers waren met de zaak verlegen, en trachtten zich achter de koning te verbergen. Dat lukte niet. Thorbecke wees hen er op, dat de koning onschendbaar is, en dat de ministers verantwoordelijk zijn voor zijn daden. Daarna stelde hij de Kamer voor, de ministers allemaal maar naar huis te sturen. En de Kamer stemde ermee in. Dit was een onverwachte ontwikkeling. Willem III durfde de Kamer niet voor de derde keer te ontbinden. Hij benoemde daarop maar een regering, die de steun had van de Kamer. Na dit incident werd voorgoed vastgelegd, dat de volksvertegenwoordiging uitmaakt door welke regering Nederland geleid zal worden. Willem III, de man die weinig ophad met de volksvertegenwoordiging, zorgde er dus ongewild voor, dat de volksvertegenwoordiging veel meer macht kreeg. Wij, Nederlandse burgers, kunnen met dankbaarheid terugkijken op de twee hoofdrolspelers in dit verhaal: Willem III, de man die - in de woorden van een tijdgenoot 'weinig van zijn baantje maakte ' - en Thorbecke, de staatkundige hervormer, die met zijn grondwet de basis legde voor onze democratische samenleving.

De auteur is jurist

Uit: Reflector 3, november 1998

© Malmberg BV 's Hertogenbosch