1. Nederland 1900-1914

Invuloefening

Vul de gaten in. Druk dan op "Check" om jouw antwoorden te controleren.
Rond 1900 was er in Europa sprake van een sterke . Dit betekent dat er steeds meer overgeschakeld werd op industrie en minder op . Veel Europese landen voerden een politiek: voor de groeiende industrie moesten grondstoffen en gevonden worden. Daarnaast begonnen verschillende groepen in de samenleving zich te . Zij voelden zich achtergesteld en kwamen op voor hun belangen.

Sinds het ontstaan van de mens zijn er altijd al groepen geweest. Die groepen ontstaan op grond van geloofsovertuiging, status of andere onderdelen van het mensenleven. In de 19e eeuw ontstonden er in Nederland ook verschillende groepen. Het wordt genoemd. Elke groep werd een zuil genoemd.

In de 19e eeuw ontstond er een strijd tussen de confessionelen en de liberale overheid; de . De strijd ging over de van openbare en christelijke scholen. Hierdoor ontstond een beweging van de protestanten, de katholieken en later de arbeiders. Dit zorgde ervoor dat het hele land verzuild raakte. Ook de uitbreiding van het kiesrecht hielp mee aan een verdere verzuiling. In de tweede helft van de 19e eeuw was de liberale burgerij namelijk aan de macht, terwijl ze niet de meerderheid van de bevolking was. Door de uitbreiding van het kiesrecht hadden andere partijen ook inbreng in de Nederlandse samenleving.

De verzuiling had grote invloed op het dagelijks leven in Nederland. De maatschappij was opgedeeld op grond van geloofsovertuiging en/of opvattingen. Er waren hoofdzuilen: de protestants-christelijke, de katholieke, de sociaal-democratische en de liberale of algemene zuil. Er waren strikte scheidingen tussen de verschillende zuilen op het gebied van sport, media, gezondheidszorg, politiek, jeugdbeweging en onderwijs. Men kwam nauwelijks in met mensen van andere zuilen. Maar er was ook sprake van samenwerking en overleg, vooral binnen de politiek.

Vrouwen wilden een behandeling wat betreft arbeid, onderwijs en politiek. Een van de belangrijkste doelen was de strijd om het kiesrecht. Naast de emancipatie van vrouwen, vond er ook een emancipatie van de arbeiders plaats. Er werden opgericht om de belangen van de arbeiders te behartigen.

In 1917 krijgt Nederland algemeen kiesrecht. Voor 1917 was er sprake van het . Dit hield in dat alleen mannen die een zeker bedrag aan belastingen betaalden mochten stemmen. Sinds het algemeen kiesrecht mogen alle mannen boven de 22 jaar meedoen, ongeacht hun 'belastingaanslag'. In 1917 krijgen de vrouwen kiesrecht. Dit betekende dat vrouwen zich verkiesbaar konden stellen. Hierdoor konden zij niet direct hun stem uitoefenen, maar alleen indirect: ze moesten namelijk verkozen worden. In 1919 krijgen vrouwen kiesrecht: het recht om een stem uit te brengen tijdens verkiezingen. Aletta Jacobs was in Nederland de eerste vrouw die zich actief inzette voor het vrouwenkiesrecht.