Staatsinrichting
2. Ziek van de politiek
Het is dinsdagmorgen. De eerste les van de dag. In de klas zijn net de repetitieblaadjes voor geschiedenis uitgedeeld
Meneer, waar is het repetitieblaadje van Jimmy?’
‘Jimmy…?', denk ik nog half slaperig. Ik kijk de klas rond om te zien waar de vraag vandaan komt en zie twee pretoogjes van Pieter.
Wat is er Pieter?’
Meneer, Jimmy heeft z’n repetitieblaadje nog niet gekregen’.
Jimmy, denk ik opnieuw. Wat was daar ook al weer mee? Opeens schiet het me weer te binnen. Eergisteren schreef ik de cijfers van de repetitie in m’n agenda en toen zat ik met het blaadje van Jimmy in mijn handen. Jimmy…? Die ken ik niet. Die naam staat niet in mijn agenda. Ach, een grapje dacht ik, en ik gooide het overtollige repetitieblaadje in de prullenbak.
Meneer, Jimmy heeft de repetitie wel gemaakt,’ zegt Pieter.
Waar zit Jimmy dan’, vraag ik nog niet helemaal wakker.
Daar bij het raam.’
Ondertussen wijst de halve klas naar een lege bank bij het raam.
'Jimmy is onze nieuwe leerling’, zegt Sjouke, ‘maar vandaag is hij er niet’.
‘Oh ja’, zeg ik. ‘Nou herinner ik me het repetitieblaadje van Jimmy weer. Ik heb het wel nagekeken. Jimmy had de repetitie slecht gemaakt. Hij had een één’.
‘Jammer’, zei Pieter, ‘bij godsdienst heeft hij al een tien gehaald’.
De hele klas lacht.
Het is een week later. De conciërge brengt koffie en haalt de absentieblaadjes op. Ik controleer snel even wie er mist. Er ontbreken twee leerlingen. De leerling die de absentieblaadjes heeft ingevuld heeft drie namen genoteerd. De derde naam is Jimmy. Ik lach en geef het blaadje aan de conciërge.
‘Jimmy mist’, zeg ik tegen Damstra.
‘Jimmy….? Oh ja die mist de hele week al’, zegt Damstra.
‘Meneer, zo komt het niet goed met Jimmy’, zegt Pieter, kunt u er niet eens heen?'
‘Nee, zeg ik, ík ben z’n mentor niet. Die hoort er achteraan te gaan.’
‘Jimmy heeft nog geen mentor’, zegt Nathalie. Kunt u hem er niet bij hebben?'
Ik zal wel eens zien.
Weer een week later.
‘Jongens, ik ben bij Jimmy geweest’.
De hele klas luistert direct.
‘Hoe was het met hem?’ vraagt Baukje.
‘Niet goed’, zeg ik. 'Jimmy Zondervan woont aan de oostkant van Damwoude en daar willen ze een nieuwe weg aan gaan leggen.'
Ja de centrale as’, zegt Johannes, ‘die weg komt ook vlak langs ons huis.'
'De weg gaat dwars over het land van Jimmy's vader. Die kan nu straks wel ophouden als boer. Hij zal wel geld krijgen om eerder met pensioen te kunnen.'
‘Wat heeft dat met Jimmy te maken?’ vraagt Pieter.
‘Jimmy? Die wil later boer worden en dat kan hij dan wel vergeten.'
‘Dy dyk soe earst by ús troch it Bûtenfjild’, roept Patrick dwars door alles heen, ‘mar dat giet gelokkich net troch’.
Patrick ga even op je plaats zitten en wacht tot jij de beurt krijgt’, zeg ik.
‘Samantha, wat wou jij zeggen?’
‘Mijn vader rijdt elke dag naar Drachten en er zijn bij Burgum altijd files. Er moet wel een nieuwe weg komen.'
‘Wat hebt u tegen Jimmy gezegd?’ vraagt Pieter.
‘Ik heb hem verteld dat ik een keer een verhaal gehoord heb van een boer bij Sneek. Daar hadden de ambtenaren een plan gemaakt om een rondweg om Sneek aan te leggen. De haak om Sneek. Toen die boer dat plan las schetste hij op de achterkant van een sigarendoosje zijn plan. Dat plan stuurde hij in. En wat bleek? Zijn plan was beter en goedkoper dan dat van de gemeente. Uiteindelijk is het plan van die boer uitgevoerd’.
‘Dêr liuw ik neat fan’, zegt Albert, 'is dat wol wier?’
‘Ik weet het niet helemaal zeker, maar ik weet wel dat Jimmy nu ook aan tekenen is. Gisteravond kreeg ik van hem een e-mail. Ik heb hem gekopieerd en zal hem even uitdelen. Kijk dit is hem.
Ik zal de e-mail even voorlezen. Jimmy schrijft:
Centrale As