De bevrijding
9. Bevrijders uit de lucht
De geschiedenis van de tweede wereldoorlog leert dat het niet gemakkelijk is om je van een verderfelijk systeem zoals het fascisme te bevrijden. Aan onze bevrijding op 14 april 1945 gaat heel wat vooraf. In de Sovjet Unie sneuvelen maar liefst 8.000.000 Russische soldaten in de strijd tegen Hitler. Heel langzaam dringen de Russen de Duitsers terug. Bij de herdenking van de bevrijding van Auschwitz, nu 60 jaar geleden, spreekt Poetin van 25.000.000 omgekomen Russen. Onvoorstelbaar veel. Wij zijn bevrijd door de Canadezen en door de Binnenlandse Strijdkrachten, maar zonder de hulp van de Russen, de Amerikanen en de Engelsen zou dit niet gelukt zijn.
Er liggen op veel Friese kerkhoven piloten en bemanningsleden van de geallieerde luchtmacht begraven. Ze staan allemaal op de site van het verzetsmuseum. Ik tel 535 namen en dat zijn alleen nog maar de mannen die boven Friesland naar beneden gekomen zijn. Achter al die namen zit een gezicht en een verhaal. Ik loop geregeld langs de begraafplaats van Akkerwoude in Damwoude. Vanaf het trottoir zie je duidelijk de grafstenen van de omgekomen geallieerde vliegers. Daarom kies ik deze grafstenen uit en ik wil proberen om met een verhaal die witte grafstenen een beetje kleur te geven.
Het is 1 mei 1943. In Dantumadeel is de melkstaking aan de gang. Het zijn angstige dagen. De bevolking mag vanaf acht uur ’s avonds niet naar buiten. Om kwart voor drie in de nacht vliegt er over Rinsumageest een fel brandend vliegtuig. Het is een Stirlin, een zware bommenwerper. Sommige inwoners horen aan het afwijkende motorgeluid dat er iets niet in orde is. In Damwoude bij de Borken stort het toestel neer.
Hoewel je ’s nachts niet naar buiten mag, gaan een paar mensen toch kijken. Misschien kunnen ze nog hulp bieden. Onder hen is Jacob Klok. Tussen de resten van het vliegtuig vinden ze vijf lichamen en even verderop vinden ze nog iemand die waarschijnlijk geprobeerd heeft om het vliegtuig te verlaten maar zijn parachute ging niet open. Zes bemanningsleden zijn omgekomen. De Duitsers komen en zij bewaken dagenlang de brokstukken.
Deze afbeelding is afkomstig uit de collectie van M.S.Laarman
Deze afbeelding is afkomstig uit de collectie van M.S.Laarman
Op maandag vindt de begrafenis plaats. Dat is tijdens de melkstaking. Om de staking te breken hebben de Duitsers het standrecht afgekondigd. Dat betekent dat overal waar een groepje mensen bij elkaar staat, dat daar op geschoten kan worden. Toch komen veel mensen kijken bij de kerk van Akkerwoude om zo de laatste eer aan deze jongens te brengen. Het zijn:
Arther Emms; A.E. , boordschutter Ernest C. Hallding; piloot, 22 jaar Louis Nutik; radiotelegrafist, 20 jaar Norman A. Peachey; bommenrichter 32 jaar Harold Sobel; H. boordschutter, 20 jaar Geoffrey Wragge; navigator en piloot, 23 jaar
Als je de graven een beetje beter bekijkt dan zie dat er twee bij zijn met een Davidsster. Dat zijn de graven van Louis Nutik en Harold Sobel. Die zijn van Joodse afkomst. Alle bemanningsleden behoren tot de Royal Air Force, de Britse luchtmacht.
Er is nog een zevende bemanningslid. Het is sergeant Curley Painter. Hij landt met zijn parachute bij Galgehoog in Rinsumageest. De boer, die ’s morgens vroeg de paarden in de wei laat, vindt hem. De dokter van Damwoude wordt gebeld en deze verzorgt hem. De piloot is behoorlijk gewond en daarom kunnen ze hem niet buiten de Duitsers om naar Engeland smokkelen. Bovendien zijn er al teveel mensen die de piloot hebben gezien.
In 1969 schrijft deze Painter in een brief wat er die nacht is gebeurd. Aan de hand van die brief beschrijf ik op de volgende bladzijde zijn verhaal.
‘Ons vliegtuig is een Stirling, een viermotorige bommenwerper. Wij behoren tot het 7esquadron van de basis Oakington in Engeland. Wij moeten in de nacht van 30 april op 1 mei 1943 Bocholt aan de Roer bombarderen. Ons squadron moet andere bommenwerpers de weg en het doel wijzen. Wij hebben daarom hoofdzakelijk lichtkogels en doelaanwijzers bij ons en ook nog 3 bommen van 2000 pond voor als het bombarderen begint.
Ieder van ons heeft in het vliegtuig zijn eigen taak. Ik ben boordwerktuigkundige, dat betekent dat ik de technicus ben. Ik zorg voor de motoren e.d.. Hieronder zie je de navigator, hij moet onderweg precies bijhouden en uitzoeken waar we ons bevinden en waar we heen moeten en waar we de bommen moeten gooien.
Op 1 mei 1943 ben ik jarig en word ik 21 jaar. Die verjaardag verloopt heel anders dan ik mij heb voorgesteld. Vlak voor Bocholt hebben we een groot probleem met onze uitrusting en volgens de voorschriften in die omstandigheden, keren we om. Kort daarna, op de terugreis, merken we dat een Duitse nachtjager achter ons aan zit. Onze schutters proberen hem kwijt te raken, maar dat lukt niet. Dichtbij de Nederlandse kust raakt een lange stroom granaten ons van onderen.
Bij die aanval wordt onze piloot, de navigator en onze bommenwerper gedood. Dicht bij mij ontploft zo’n 20 mm granaat. Ik raak gewond aan mijn linkervoet. Er ontstaat brand in het ruim voor de bommen en in de romp. Ik zie dat de beide rechter motoren en de rechter vleugel, waar onze brandstof in zit, in brand vliegen.
Het volgende dat ik me herinner is dat ik mij in het achterste deel van de romp bevind. De rook is erg dicht, maar ik slaag erin de achterdeur te openen. Beneden me zie ik duidelijk de grond en ik besef dat we steil naar beneden duiken en dat we het toestel niet meer onder controle hebben. Ik zie van de overige bemanning, de twee schutters en de radiotelegrafist, geen teken van leven meer. Alleen maar allemaal vlammen in de romp.
Omdat we dicht bij de grond zijn en ik niet wil verbranden, laat mij uit het toestel glijden en daarbij klap ik met mijn hoofd tegen het staartstuk. Mijn helm redt mij. Vrijwel op dat moment ontploft het toestel. Door de explosie vliegen mijn laarzen weg en opent zich mijn parachute nog voor ik aan het ripcord (de greep waarmee je de chute opentrekt) getrokken heb. Kort daarna raak ik de grond. Ik ben gewond maar ik ben vooral blij dat ik nog leef.
Het wrak van mijn vliegtuig brandt en ik kan de munitie horen exploderen. De bommen ontploffen ongeveer 2 minuten na de crash. Tijdens de nacht probeer ik weg te komen, maar door de wonden aan mijn handen en voeten en door bloedverlies, kom ik niet ver. Als het licht wordt, kan ik een boerderij zien. Gelukkig komt er iemand aan. Ik zie een jongeman en ik blaas op mijn fluitje. Hij komt me helpen en haalt de dokter die mij verzorgt en mij daarna naar de politiepost in Damwoude brengt. Het is dan ongeveer zeven uur in de ochtend.
Aangezien ik ziekenhuishulp nodig heb en veel kinderen mij gezien hebben, besluiten ze mij aan de Duitsers over te leveren. De Duitsers brengen mij naar het ziekenhuis in Leeuwarden voor röntgen foto’s. Ik blijf daar tot 10 mei en ik word daar goed behandeld. Ik lig op dezelfde zaal als een aantal patiënten van de Duitse luchtmacht. Op een dag krijg ik bezoek van een Duitse officier en die vertelt mij dat al mijn bemanningsleden zijn omgekomen en op de begraafplaats van Damwoude (Akkerwoude) liggen.
Van Leeuwarden ga ik per brancard naar Frankfurt. In juni wordt ik naar een oorlogsziekenhuis in Kassel gebracht. Daar blijf ik tot eind oktober 1943. Dan zijn mijn wonden genezen.
Hierna kom ik in een kamp bij Memel. Het heet Stalag Luft VI. Later verhuis ik helemaal naar Stettin aan de Oostzee. In dit kamp zitten 4000 Amerikaanse en 600 Engelse vliegeniers en bemanningsleden. De behandeling in dit kamp is soms slecht. In onze groep krijgen we twee aan twee handboeien aan en dan moeten van het station naar het kamp tussen een lange rij van Duitse bewakers doorlopen. De Duitser gebruiken daarbij hun laarzen, vuisten, geweren en bajonetten. Er worden honden losgelaten en die mogen gevangen aanvallen. Dit is de standaard methode voor alle gevangen die net aankomen. Kort na onze aankomst horen we dat er een aanslag op Hitler geweest is.
Na kerst 1944 zorgt de komst van de Russen er voor dat we weer moeten verhuizen. We lopen dwars door Duitsland. Daar doen we zes weken over en we krijgen alleen ’s nachts wat half gare aardappels. Door het gebrek aan voedsel en door het weer sterven een aantal gevangenen. Van een aantal die ontsnappen horen we niets meer en we denken dat die doodgeschoten zijn door de SS. Bij aankomst in Stalag 357 in Fallingbostel ontdekken we dat we op een hongerdieet gezet worden. Gelukkig is het einde van de oorlog in zicht.
Tijdens mijn twee jaar als oorlogsgevangene behandelen de Duitsers mij in het algemeen in overeenstemming met de Conventie van Genève (In de conventie van Genève is vastgelegd hoe krijgsgevangen behandeld moeten worden). Het voedsel bestaat in alle kampen uit kleine rantsoenen, maar gelukkig ontvangen we wel voedselpakketten van het Rode Kruis.
Half april 1945 beginnen de Duitsers alle gevangenen naar het noorden richting Denemarken te verplaatsen. Ik heb genoeg van het marcheren en verberg mij in het kamp. Na twee dagen keert de groep terug, omdat de weg door de Britse troepen is afgesneden. Het elfde pantserdivisie bevrijdt ons dan’ Op 28 april 1945 word ik naar Brussel gebracht. Dan ga ik met een Lancaster vliegtuig op 1 mei, precies twee jaar na de crash bij Damwoude, terug naar Londen. Dat herinnert mij eraan dat toen ik bij jullie in Damwoude was, op 1 mei 1943, dat jullie mij geregeld vroegen hoe lang de oorlog nog zal duren. Ik zei toen tegen iedereen: ‘Nog twee jaar’. Ik had het dus bijna voor 100% goed geschat.
Andere bronnen over 1 mei 1943 Hieronder zie je twee Duitse bronnen en één uit Damwoude met een beschrijving van wat er op 1 mei 1943 gebeurt.
Na de oorlog Op 1 mei 1950 komt Painter voor de tweede keer naar Friesland. Hij logeert bij dokter R.D. Tuin die hem in de oorlog behandeld heeft. Ze bezoeken de plaats in Rinsumageest waar Painter geland is. Ze gaan naar de plek waar het toestel met zijn bemanningsleden is neergestort en natuurlijk bezoekt Painter de graven op de begraafplaats van Akkerwoude.
Andere oorlogsgraven Dit is slechts één verhaal over één bemanningslid van een naar beneden geschoten bommenwerper. In Dantumadeel komen vijf vliegtuigen neer. Behalve de oorlogsgraven van Akkerwoude, liggen er ook op de begraafplaatsen van Murmerwoude 8 bemanningsleden, in Westergeest liggen ook 8 en in Driesum 4.
Over al die mannen en over de mannen die de crash met een parachute hebben overleefd, kun je een verhaal schrijven zoals dat van Curley Painter. In het archief van de gemeente Dantumadeel kun je er informatie en foto’s over vinden. Al die jonge mannen dragen een stukje bij aan onze bevrijding.
|